zondag 4 december 2011

Heerlen in het nieuws. NuJij

Ik kom tegenwoordig nooit meer in #tloon.  Terwijl er toch zoveel herinneringen liggen. Met mijn moeder winkelen bij 'C&A' en dan poffertjes eten bij Albert's Corner. Met koffieboon zaadjes die ze aan mijn broertje gaf. Toen de plantjes niet opkwamen, dreigde mijn broer nooit meer koffie te drinken.
Beneden in de kelder de Douwe Egberts winkel waar ik een begin maakte met mijn inmiddels vervaagde ontbijtservies. En een koffieapparaat kocht.

Albert's Corner is er al lang niet meer, mijn moeder en mijn kleine broertje zijn inmiddels overleden. Mijn kleren koop ik tegenwoordig in Aken, koffieapparaten zijn verschrikkelijk uit de mode, en nu is Het Loon zelf ook kapot. Ik krijg opeens heimwee.

Ik geef die heimwee maar de schuld van mijn bijna obsessief mediagedrag. Ik abonneer me op alle relevant lijkende twitterfeeds, heb de webcam van L1 bijna continu openstaan, luister naar de radio, en struin alle nieuwssites af. En omdat er maar summier informatie te vinden is, gebruik ik een regenachtige zondag om me te bezondigen aan NuJij; een schuldig plezier, waar ik me iets te vaak aan overgeef. Ooit geprobeerd? Lees en huiver.

Terwijl verschillende bronnen duidelijk aangeven dat de grond wegzakt onder één pilaar, wordt door een aantal posters meteen aangegeven dat er wel corrupte aannemers aan het werk geweest zullen zijn. Met te weinig staal in de constructie. Heb ik niet net burgemeester Depla horen zeggen dat Het Loon alleen nog staat omdat er meer staal in zit dan men nu nodig acht?
Natuurlijk vindt men ook dat er nooit gebouwd had moeten worden bovenop een mijngang. Dat wordt door anderen gecorrigeerd, maar toch wordt het even verder opnieuw genoemd. Niet gelezen? Of niet begrepen?
Ach, die grapjes dat Limburg maar bij België moet, daar kijk ik al niet meer van op. Laat ze maar: één grote dijkdoorbraak, en Limburg ligt opeens aan zee. (gestolen van een commenter).

Nee, dan Twitter. De humor is daar in ieder geval van een beter niveau.
@Heerlen Boulevard: Heerlense gemeenschap is ernstig verdeeld over gebruik hashtag  versus  (met extra t). Onrust in de wijken.
Maar het meest opvallende nieuws voor mij? Waarschijnlijk heb ik de krant morgenvroeg niet meer nodig.




maandag 26 september 2011

Google+, een nieuwe kans

Mijn eerste stappen op Twitter vond ik doodeng. Opeens was ik er, niemand om te volgen, niemand die me volgt. Ik dwing mezelf om elke dag iets te melden, hoe klein ook. Reageren durf ik nauwelijks. Brrrr. Stel je voor dat iemand zich afvraagt wat ik hier doe? Als ik wat raars twitter, als ik opval?
Hetzelfde proces herhaalt zich als ik een LinkedIn account aanmaak. De paar mensen die ik voorzichtig een uitnodiging stuur, hebben elk al tientallen, soms meer dan 100 contacten. Kom ik pas kijken met mijn 5 of zo.
Typisch gedrag van een introverte bibliothecaris, denk ik dan maar. Maar wat als je nog moet beginnen? Als je wel wilt, maar niet durft?
Makkelijk. Neem een Google+ account. Iedereen begint pas, dus bijna niemand heeft 100 vrienden. Je kunt experimenteren, stunten, rare dingen posten, en niemand die het ziet. Je kunt stap voor stap je kennis en relaties opbouwen, en niemand die zich afvraagt waarom je nu pas begint. :)

Inmiddels is mijn netwerkgedrag wat volwassener geworden. Twitter is niet meer een verplichting, het is een manier om contacten te onderhouden, om mijn oor te luisteren te leggen. Twitter is de ruis van de wereld om me heen, in mijn geval mijn professionele wereld. Soms pik er iets uit, soms gooi ik er iets in, soms gaat het langs me. Het is dezelfde soort ruis die werken in een kantoortuin oplevert. Je hoort flarden, die samen een verhaal maken; een onmisbaar verhaal.
Begin nu. Voor het te laat is.






dinsdag 20 september 2011

Hëelesj plat i de bieb i Kirchroa

Ik ben van huis uit geen dialectspreker. Mijn op straat geleerd Simpelvelds is inmiddels gemengd met een flinke scheut Waubachs (echtgenoot), Hëelesj (woonplaats) en een tikkeltjes Kirchröätsj (werk natuurlijk). Spreken doe ik het voornamelijk in familie- en vriendenkring. Op het werkt spreek ik Nederlands met mijn collega's, en met klanten ga ik alleen over naar dialect indien het echt onvermijdelijk is.
Het artikel in Dagblad de Limburger vandaag over situaties waarin dialect wordt gesproken, zet me aan het denken. Want sinds ik niet meer achter een balie zit, maar rondloop op de vloer, spreek ik vaker dialect.
Hoe kan dat? Waarom ben ik van mijn geloof gevallen dat je op het werk Nederlands spreekt?
Natuurlijk speelt het mee dat ik wat (ietsiepietsie) ouder geworden ben. Nu ik achteruit kijk, realiseer ik me dat ik de afgelopen jaren steeds meer dialect ben gaan gebruiken. Waarschijnlijk ben ik meer ontvankelijk geworden voor wat de klant wil. Het verschil tussen mijn vroeger dialectgebruik achter de balie en nu zwervend door de bibliotheek is echter te groot om daar helemaal door verklaard te worden.
Maar wat verklaart het dan wel?
Mijn rol is veranderd. Ik zit niet meer achter de balie te wachten tot mensen naar mij toe komen. Ik heb geen ivoren toren meer. Mijn eigen domein waar je alleen maar binnenkomt als je er om vraagt, is verdwenen. En met mijn toren, de taal die daarbij hoort.
In plaats daarvan loop ik door het domein van de bezoeker. Ik observeer, kijk rond op zoek naar een klant die ik kan vragen of hij geholpen wil worden. Was eerst de klant de smekeling, nu ben ik het. En om goed te kunnen smeken, moet je de taal van de klant spreken. In Kerkrade is dat nu eenmaal vaker dialect.
Ik houd van mijn nieuwe rol. Tussen de kasten ben ik gastvrouw. Mijn enige doel is mijn gast glimlachend naar buiten te laten gaan. Een persoonlijk advies, een vriendelijk woord, praatje over het weer als dat zo uitkomt. Het kan allemaal.

Alleen Adieë wa! dat zul je me nooit horen zeggen.

zondag 18 september 2011

Dressler: een Amerikaanse dromer (1997)



Zal het dan toch gebeuren dat er een boek bij is, waar ik niks aan vind? Op de cover wordt Steven Millhauser's Pulitzer Prize winnaar Martin Dressler: the tale of an American dreamer in één naam genoemd met Poe, Borges en Ayn Rand. Ik zie het niet. Maar misschien ben ik vandaag niet erg ontvankelijk voor poetisch taalgebruik.

Martin Dressler is een dromer, niet het soort dat in zijn stoel luchtkastelen bouwt, maar in het Amerika van voor de tweede wereldoorlog probeert zijn dromen te verwezenlijken. Als jonge knul begint hij met een sigarenstalletje in het hotel waar hij als picolo begonnen is. Hij droomt wat hij kan doen met een leegvallend wassenbeeldenmuseum en tovert het om in een lunchroom. Dan nog een lunchroom, en nog een. Tot hij de keten verkoopt om een hotel te bouwen. En een nog groter, en een nog groter. Tot hij uiteindelijk failliet gaat.

Het boek werkt niet voor mij. Als hij beschrijft hoe hij verloofd raakt met een meisje waar hij slechts zelden een woord mee gewisseld heeft - door haar zus de ring te geven - leg ik het boek geïrriteerd even weg. Tuurlijk, het speelt ergens lang geleden. Maar zelfs toen waren de mannen toch niet zo stom?

Gelukkig voor mij telt het boek maar 255 bladzijden, waarvan ik er een aantal - de bladzijden lange opsomming van extravaganties in het hotel - overgeslagen heb. Ik ben blij dat ik het uit heb.
Wat is er toch met hem, dat hij niet gewoon tevreden kon zijn? Moest hij dan altijd over vooruitgang dromen? En het kwam Martin voor dat, als hij alleen maar over wat anders zou dromen, iets groots, iets wat grootser was, iets wat zo groot was als de hele wereld, hij dan een poosje rust zou vinden. (p.212).
Is het daarmee een slecht boek? Waarschijnlijk niet. Het is met vaart geschreven, soms zelfs poëtisch. De beschrijving van het Cosmo hotel doet zelfs een beetje Escheriaans aan. Niet voor te stellen dat het ook daadwerkelijk gebouwd zou kunnen worden. De recenties die ik lees, geven aan dat ik waarschijnlijk de cloe gemist heb. Misschien lees ik het ooit nog wel eens opnieuw.

En Martin? Die doet aan het einde wat hij altijd gedaan heeft, hij droomt verder.  
For he had done as he liked, he had gone his own way, built his castle in the air. And if in the end he had dreamed the wrong dream, the dream that others didn't wish to enter, then that was the way of dreams, it was only to be expected, he had no desire to have dreamt otherwise. (citaat afkomstig uit een Amazon recentie). 

Ik vond het boek in Venray en Brunssum. Ik las de Nederlandse uitgave.

Afbeelding: zie hieronder

This image is of book cover(s), and the copyright for it is most likely owned either by the artist who created the cover(s) or thepublisher of the book(s). It is believed that the use of low-resolution images of book covers
qualifies as fair use under United States copyright lawOther use of this image, on Wikipedia or elsewhere, might becopyright infringement. See Wikipedia:Non-free content for more information.


 

woensdag 14 september 2011

Ernest Poole: His family. (1918)

Afbeelding met dank aan Wikimedia 

Poole's boek is het eerste boek dat ooit de Pulitzer Prize for novels kreeg. Een prijs die in 1948 werd omgedoopt tot Pulitzer prize for literature.

His family is een boek over een gezin. Roger's gezin. Roger is een weduwnaar met drie volwassen dochters. Zijn overleden vrouw heeft hem ooit gezegd dat hij moet leven in het leven van zijn kinderen. Voor Roger is dat het belangrijkste dat er is, maar het blijft bij gedachten. Echt contact hebben met zijn dochters, hen begrijpen, dat is te hoog voor hem gegrepen.

Roger beziet de wereld bijna alleen door ramen. Het raam van zijn eigen huis, dat uitziet op de muur van een appartementencomplex, maar vooral ramen in de vorm van de levens van zijn dochters. De wereld ziet hij alleen in de context van zijn dochters. En van de knipseldienst, het bedrijf waar hij zijn brood mee verdient. Zijn ervaringen met de wereld zijn altijd tweedehands.

Edith, de oudste, is getrouwd en heeft 5 kinderen. In de loop van het verhaal sterft haar man aan een automobiel ongeluk. Zij is het symbool van het oude Amerika. Degelijk, hard werkend aan een goede toekomst voor haar kinderen. De goede kleren, de goede scholen, een nanny, tandartscontroles. Voor een groot gedeelte betaald door Roger. Die het aanzien en zich afvraagt of het nodig is, maar zijn dochter niets durft te ontzeggen.

Laura, de jongste is het raam op de decadente wereld van de beau monde. Zij gaat elke dag uit, trouwt een rijke man, wil geen kinderen. Echtscheiding, nieuwe man uit de wapenindustrie, Roger ziet het aan. Op aandringen van zijn andere dochters probeert hij met Laura te praten. Het mislukt.

Zijn middelste dochter Deborah staat hem het naast, maar tegelijkertijd begrijpt hij het minst van haar. Ze is onderwijzeres, suffragette, modern, die hard werkt om de slechte omstandigheden van de voornamelijk Ierse immigranten te verbeteren. Ze haalt hem over een gehandicapte Ierse jongen in dienst te nemen, en later in huis. Het is deze jongen die het bedrijf redt, als er geen interesse meer is in zijn knipseldienst. En toch wijst hij hem de deur als zijn andere dochter daar om vraagt.

Het boek is uitgekomen in 1917, midden in de eerste wereldoorlog. Het speelt in de jaren rond het begin van de eerste wereldoorlog, ergens tussen 1913 en 1916. Precies is dat niet te zeggen. De enige verwijzing naar een periode is het uitbreken van de eerste wereldoorlog in 1914.
In Central Park wordt massaal paard gereden, de auto is in opkomst, en er is sprake van een immigratiegolf. De hoofdpersoon heeft een onbestemde weerzin tegen al die mensen die zijn wereld overspoelen. Komt ons dat bekend voor?

De taal is sober, modern bijna. Haal het jaartal 1917 weg, en het zou zomaar nu geschreven kunnen zijn. Het lichte onbehagen over de stromen immigranten die zijn wereld binnenkomen, is zelfs heel actueel.


Ernest Poole werkte als journalist, en was een voorstander van sociale hervormingen. In het boek is dit goed  te merken in de beschrijvingen van het werk van Deborah. 

Ik vond het boek op Gutenberg.org. Als je geen bezwaar hebt tegen Engels, is het zeer de moeite waard om te lezen.

The magnificent Andersons (1919)

Booth Tarrington is zover ik weet de enige auteur die de Pulitzerprijs twee keer gewonnen heeft: in 1919 en in 1924. Van het eerste boek - The magnificent Ambersons - kan ik me dat voorstellen. Over het tweede boek heb ik me verbaasd. Alice Walker lijkt meer op een slecht keukenromannetje. Ik moet daarom niet vergeten de boeken in de tijd te plaatsen.
Na het sobere taalgebruik van Ernest Poole uit 1918 moest ik wennen aan de versierde zinnen van Booth Tarrington. Het kost me moeite om in het verhaal te komen, vooral omdat de hoofdpersonen irritante mensen zijn. Georgie Amberson is de laatste 'magnificent' one. Als negenjarige stuift hij op zijn witte ponny door de straten van het stadje waar zijn grootvader burgemeester is geweest. Uit de weg, hier komt een Amberson! Zijn moeder is van het type: mijn zoon doet dat niet. Geen wonder dat ik al meteen een hekel aan hem heb. Net zoals de schrijver zelf. Volgens Tarrington wacht iedereen op het moment dat boontje om zijn loontje komt, een uitspraak die in het begin in elk hoofdstuk terugkomt.

Wat dit boek fascinerend maakt, is de beschrijving van een veranderende wereld.  De automobiel is in opkomst en is een enorme stimulans voor de economie. Niet langer zijn het de landbezitters die rijkdom verwerven, maar industriëlen. Georgie weigert dit in de zien. Hij wil zijn, niet doen. Om die reden wil het meisje waar hij verliefd op is - Lucy - niet met hem trouwen. Haar vader is een voorbeeld van de nieuwe man, rijk wordend van een automobielfabriek terwijl Georgie koppig en arrogant rond blijft rijden met paard en wagen en niet weet dat hij al straatarm is.In zijn arrogantie voorkomt hij dat zijn moeder trouwt met met de vader van Lucy. Iets waar hij pas veel later spijt van krijgt.



Georgie wint iets van mijn sympathie terug als hij arm geworden besluit voor zijn tante te zorgen en een baan neemt, een goed betaalde, maar gevaarlijke baan. Hij sterft uiteindelijk door een automobiel ongeluk. Boontje komt eindelijk om zijn loontje, gedood door het apparaat waar hij een hekel aan had, een apparaat dat symbool staat voor de verandering.


Ik vond Booth Tarrington bij www.gutenberg.org. Ik las het op mijn hai-pad. Als je geen bezwaar hebt tegen Engels, is het een geweldig boek om te lezen.


(afbeelding met dank aan http://etext.lib.virginia.edu/images/modeng/public/TarMagn/TarMafro.jpg)

woensdag 7 september 2011

Middlesex (2003)


Tatatataaaa.... Mijn iPod shuffelt de eerste tonen van Beethoven's vijfde,  waarmee ik de perfecte analogie in de schoot krijg geworpen voor mijn beschrijving van Middlesex van Jeffrey Eugenides. Want natuurlijk staat er geen Beethoven in mijn playlist. Daar kun je niet op hardlopen. Voeg de woorden Roll over toe, en wacht op ELO.
Die eerste paar maten zetten je op het verkeerde been, net zoals gebeurt als je Middlesex in handen hebt en het eerste hoofdstuk bekijkt.
Een meisje ontdekt op 14-jarige leeftijd dat ze hermafrodiet is. Dat staat er op de door de bibliotheek toegevoegde boekhoek. Meer informatie is er niet van het boek af te lezen. De achterkant toont alleen een gespiegelde foto van de voorkant, geen flaptekst, geen aanbevelingen binnen in. Het eerste hoofdstuk gaat over Calliope als hermafrodiet. En dus verwacht ik 631 pagina's van zelfreflectie en zoeken naar een identiteit.

Niets is minder waar. Middlesex van Jeffrey Eugenides is een zinderend familieverhaal dat begint in Smyrna, een dan nog Griekse stad, waar broer en zus op zoek zijn naar een geschikte huwelijkskandidaat. Intussen zijn ze verliefd op elkaar. Als in 1922 de Turken Smyrna binnen vallen en tienduizenden Grieken vermoorden, vluchten broer en zus naar de Verenigde Staten. Onderweg op de boot doen ze zich voor als een verloofd stel, het begin van genetische avontuur dat uiteindelijk zal leiden tot de geboorte van de hoofdpersoon.

We volgen broer en zus als ze zich settelen in Detroit, waar Henry Ford mensen kan gebruiken voor zijn fabriek. We zien ze kinderen krijgen, en misschien verwekt de broer nog wel een kind bij de buurvrouw. We zien de kinderen opgroeien. En misschien is er dan later weer een huwelijk tussen broer en halfzus. Niemand die het weet. De genetische tijdbom met een ingewikkelde medische naam tikt door. En intussen word je meegesleept in het leven van Griekse immigranten in de Verenigde Staten.
Pas halverwege het boek wordt Calliope geboren. Het is inmiddels 1960. Grootmoeder heeft met een zilveren lepel voorspeld dat het een jongetje wordt, maar het is een meisje. Wij weten beter, maar we moeten wachten tot Calliope er zelf achterkomt. Er is een ongeluk voor nodig om een dokter eindelijk goed te laten kijken, en te ontdekken Calliope een hermafrodiet is, een jongen met uiterlijke geslachtskenmerken van een meisje.

Een ongeluk, rassenrellen, een ontslaggolf, oorlog. Geweld in alle vormen dwingt de familie steeds een andere richting in te slaan, en altijd leidt het tot verbetering. Voor een tijd.

Calliope loopt weg als de dokter haar wil opereren om haar meer vrouwelijk te maken. In de maanden dat ze weg van huis is, leert ze zich te kleden, te lopen, te gedragen als een jongen. Als ze eindelijk besluit haar ouders te bellen, blijkt haar vader net overleden in een freak ongeluk. The rest is history. 


Door het boek heen loopt het verhaal van Calliopes voorzichtige relatie met Julie, een vrouw die misschien wel kan accepteren wat Cal is. In slechts een paar bladzijden per keer leer je de volwassen Cal kennen, de man die niet helemaal man is. Als er iets is dat dit boek Pulitzer prize waardig maakt, dan zijn het wel deze korte passages.


Maar als je wilt weten waar het boek echt over gaat, dan hoef je alleen maar dit te lezen.
Ik was nog niet oud genoeg om te beseffen dat het leven een mens niet de toekomst instuurt, maar terug naar het verleden, naar zijn kinderjaren, de tijd voor zijn geboorte, en ten slotte naar nog vroegere tijden, zodat hij contact krijgt met de doden. Je wordt ouder, je hijgt op de trap, je komt in het lichaam van je vader te zitten. Vandaar is het maar een kippenstapje naar je grootouders, en voordat je het weet, reis je naar andere tijden. In dit leven groeien we achterwaarts.

En dan nog de vindplaats: Kerkrade natuurlijk, Heerlen, en een paar andere grote bibliotheken. Er is goed aan te komen dus.

Mijn iPod shuffelt door. Mijn echtgenoot heeft me er al een paar keer op attent gemaakt dat met het raam open de hele straat me kan horen zingen. Sorry buren, zwaai even als je me gehoord hebt.


zondag 4 september 2011

Das Wort zum Sonntag

We rijden terug vanuit Düsseldorf waar we de Caravan-Salon bezocht hebben. Op de radio feel good muziek van WDR4. Je weet wel, dat soort muziek waar je vroeger niet van mocht houden, maar dat je al zo vaak gehoord hebt dat je automatisch mee gaat zingen. Dan om 5 voor 9 het WDR4 equivalent van Das Wort zum Sonntag, een korte bezinning tussen all het gedachteloos consumeren van muziek. Zelfs de KRO durft dat tegenwoordig niet meer. Geloof ik.

Donia, onze Belgische TomTom stem, loodst ons vermijd snelwegen naar huis door plaatsen die we normaal alleen op afslagborden zien: Neuss, Munchengladbach, Heinsberg, Erkelenz.... Ik rijd, en vraag me af of ik eindelijk een reden ontdekt heb voor mijn Pulitzer prijs project. Mijn voornemen om alle Pulitzerprijswinnaars voor literatuur te lezen, en er een stukje over te schrijven. Terwijl ik helemaal niet van literatuur houd.

Het is makkelijk om te consumeren wat je voorgezet wordt, op radio, op televisie, internet, in de bibliotheek. Mijn radio heeft twee geprogrammeerde voorkeurszenders,  mijn tv een favorietenlijstje, Google past zijn zoekresultaten aan op wat ik al eerder gevonden heb. In Wise schijn je eindelijk je voorkeursaanwinsten te kunnen laten mailen.
Ook Donia houdt niet van omwegen. Snelste route is de norm. Want waarom zou je moedwillig 100 km in 2 uur afleggen, als je het ook in 60 minuten kunt doen?
Omdat het gaat om de reis, en niet om het aankomen. Omdat het gaat over het opdoen van ervaringen, omdat het gaat over ontdekking, over het afwijken van betreden paden. En - het woord dat bijna niet genoemd mag worden - omdat het gaat over groei.
En dus heb ik besloten 85 boeken te lezen en er over te schrijven. Omdat ik soms wel eens een ander uitzicht wil, omdat ik houd van reizen, en misschien omdat ik ook een beetje ijdel ben. (Niet verder vertellen!)

Ok, genoeg Word zum Sonntag. Soms wil je ook gewoon geamuseerd worden.





dinsdag 30 augustus 2011

De bekende wereld (2004)


Als kind las ik De negerhut van oom Tom. Oom Tom werd hierin door Harriet Beecher Stowe neergezet als een nobele slaaf, een held, en een prijzenswaardig persoon. Het boek maakte een grote indruk op me, en het zorgde ervoor dat ik sterk geloofde dat a: slavernij verwerpelijk is, en b: alle slaven nobel zijn.
The known world van Edward P. Jones zet dat beeld op zijn kop. De hoofdpersoon is Henry, een vrijgekochte slaaf. Zijn vader - een meubelmaker - kocht eerst zichzelf vrij, daarna zijn vrouw, en als allerlaatste zijn zoon Henry. Henry is dan inmiddels de favoriete slaaf van zijn baas. De relatie met zijn ouders wordt nooit helemaal vertrouwd. Als Henry besluit zijn eerste slaaf te kopen, weigert zijn vader hem de toegang tot zijn huis. 
Henry's plantage bloeit, en op het hoogtepunt heeft hij 33 slaven. Het maakt daarbij niet uit dat hij zwart is. In de wereld van Henry, in de tijd van Henry (1840?), hebben vrije mensen met geld slaven. Zijn eerste slaaf, Moses, zou zijn vriend kunnen zijn. In plaats daarvan zijn ze meester en slaaf.
Als Henry sterft, gaat het bergafwaarts met de plantage, zoals ook de bekende wereld in verval raakt. Slaven ontvluchten. Henry's vader wordt op zekere dag aangehouden door een politiepatrouille. Eén van de mannen eet het document van zijn invrijheidstelling op, en verkoopt hem dan aan een passerende slavenhandelaar. Zijn vrouw wordt neergeschoten als ze verdacht wordt van het helpen van ontsnapte slaven. Vrij zijn betekent niet tegelijkertijd dat je ook rechten hebt.
De bekende wereld heeft een grote indruk op me gemaakt. De stijl maakt het in het begin wat moeilijk te lezen. Personen worden ogenschijnlijk lukraak geïntroduceerd, een beetje als een legpuzzel zonder voorbeeld, waarbij steeds een ander hoekje gevuld wordt. Het duurt bijna 60 pagina's voordat ik een globaal beeld van de puzzel heb. Maar wat een beeld! En dan vooral het einde dat ik niet verder ga beschrijven, een heel onverwacht en ontroerend einde. Een einde dat je het gevoel geeft dat je net het laatste puzzelstukje geplaatst hebt.

Vindplaats
Een gedeelte van de fun is het zoeken van de titels. Dit boek vond ik vrij snel, in mijn eigen bibliotheek, Kerkrade. Ik las de Nederlandse versie. 



maandag 22 augustus 2011

Interpreter of maladies (2000)


Still, there are times I am bewildered by each mile I have traveled, each meal I have eaten, each person I have known, each room in which I have slept. As ordinary as it all appears, there is time when it is beyond my imagination. (The third and final continent. In: Interpreter of maladies.)

Ik houd niet van verhalenbundels, ik houd niet van verhalen die geen happy ending hebben, vooral als ik niet begrijp waarom het misgaat. Interpreter of maladies, de Pulitzer prijs winnaar uit 2000 van de Amerikaanse schrijfster Jhumpa Lahiri ligt daarom na het eerste verhaal nog heel lang op mijn nachtkastje. Sorry Maastricht, de enige bibliotheek in Limburg die een Engelse uitgave heeft. Nog even, en dan krijgen jullie het terug.

Ik neem het boek ter hand als er niets anders meer te lezen is in huis. Een man uit Pakistan gebruikt gedurende een paar maanden het diner bij een Indiaas gezin dat ergens in de VS woont. Het is oorlog tussen de twee landen, en toch eet de man elke dag mee. Ik kan het eten bijna ruiken. Normale scenes, maar in een setting van sari's, curry en gearrangeerde huwelijken. Opeens wil ik doorlezen, een nieuw verhaal beginnen. Het boek uitlezen. Niet om het te kunnen afvinken op mijn lijstje, maar om te duiken in het leven van Indiers in de VS, of in hun eigen land India.

Ik lees over het jonge echtpaar dat een huis koopt vol met christelijke voorwerpen verstopt op de meest vreemde plekken. Ze vinden een Mariabeeld naast de azijnfles in het keukenkastje, een poster van Christus achter de verwarming, en een betonnen madonna in de tuin. Hoe meer de vrouw gefascineerd raakt door de voorwerpen, hoe meer de man zich van haar vervreemd voelt. De housewarming party loopt uit op een grote treasure hunt naar meer voorwerpen. Misschien is er toch een happy ending hier.

Het laatste verhaal eindigt met bovenstaand citaat. Still, there are times I am bewildered by each mile I have traveled.... 
Met 4600 km net achter de rug weet ik precies wat Lahiri bedoelt. Het boek is uit. Heb ik het echt gelezen?

  _____  

Interpreter of maladies is zeker het lezen waard. Maastricht heeft de Engelse uitgave, Brunssum heeft nog een Nederlandse. Maar voor hoe lang?Waarschijnlijk moet je wel snel zijn. Het zou me niet verwonderen als deze paperback uit 2000 de volgende saneerronde niet overleeft.

Mag ik het dan hebben?


maandag 18 april 2011

Een bad vol koud water

Ik stap in bad met de intentie om een half uurtje relaxed te lezen. Twee uur later is het water koud, en het boek uit. Het is lang geleden dat ik een boek gelezen heb dat me zo in zijn greep hield.
Cormac McCarthy won in 2007 de Pulitzer prijs voor literatuur voor zijn boek The road. Dat is ook de reden dat ik het boek lees. Ik heb me voorgenomen alle winnaars te lezen. The road is het 9e boek dat ik in handen neem. En het eerste dat ik met anderen wil delen.

McCarthy beschrijft de tocht van een vader en zijn zoontje door een post apocalyptische wereld. We weten niet hoe ze heten. We weten niet waar ze vandaan komen. We weten niet wat er is gebeurd. We weten alleen dat ze op weg zijn naar het zuiden, omdat het daar warmer is.

De zoon is geboren twee dagen nadat het licht uitging. De moeder snijdt haar polsen door met obsediaan glas. Er zitten nog maar twee kogels in het pistool, niet genoeg voor drie mensen. Dat is alles wat we leren van het verleden. Het bestaat niet meer, we hoeven er niets over te weten.

Er is geen leven meer, geen dieren, insecten, planten. Niets meer, behalve stof. Iedereen die zoals ik ooit geprobeerd heeft zevenblad uit de tuin te verwijderen weet dat de natuur veerkrachtig is, weerbarstig zelfs. Een geheel dode natuur is onvoorstelbaar, beklemmend, angstaanjagend. Het kan niet. Alle rampenfilmen, alle rampenboeken geven hoop op een herstellende natuur. Hier is niets, alleen een zwarte, dode wereld.

Als niets wil groeien, dan kun je je je alleen in leven houden met voorraden van toen. Of met mensen. De trektocht is daarmee meteen een zoektocht en een ontwijktocht. Zoeken in huizen naar overgebleven voorraden. Eén keer ontdekken ze een goedgevulde schuilplaats, maar vaak zijn ze hongerig. Ze ontwijken andere mensen. Niet alleen omdat die slecht kunnen zijn - eten of gegegeten worden - maar ook omdat zijzelf goed willen zijn. Andere mensen ontmoeten betekent de vraag of je deelt wat je hebt, of je anderen laat doodgaan van de honger, of je bereid bent te stelen, te doden om in leven te blijven.

Daarmee zet De Weg je telkens aan het denken over je eigen geweten. Wat zou ik doen? Zou ik teruggaan om te zoeken naar het kleine jongetje? Zou ik de oude man te eten gegeven hebben? Zou ik geschoten hebben?
Morele verontwaardiging is een makkelijke emotie. In onze gedachten zouden we allemaal joden verborgen hebben in de oorlog. Maar zouden we dat echt? 

Het boek heeft geen happy end. Het zuiden blijkt even koud als waar ze vandaan komen. De vader sterft.
Misschien is er één lichtpuntje. De zoon wordt gevonden door een andere goede man. Ze hebben nog even getwijfeld of ze hem achterna zouden gaan. De toekomst blijft onzeker.

Het boek is verfilmd, maar ik zal er niet naar kijken. Mijn eigen beelden zijn sterker dan wat een regisseur kan opnemen. Ik weet niet of ik het ooit nog zal lezen, maar vergeten zal ik het niet snel.

zaterdag 15 januari 2011

HaiPad

Onder de kerstboom lag een klein pakje dat ik ervan verdacht een nieuwe telefoon te bevatten. Zo'n prepaid geval vergelijkbaar met die rode van vorig jaar. Die ik kwijt ben.
In plaats daarvan zat er een doos in met alleen de woorden Android en een foto van een 'ding' op de bovenkant.
Dat ding blijkt een 7" Android tablet te zijn. Dezelfde als waarvan de reclamefolder wekenlang op de eetkamertafel heeft geslingerd. Zoals nu blijkt daar neergelegd als lokkertje. Blijkbaar heb ik gehapt.

De handleiding is Chinees en iets dat door moet gaan voor Engels. Waardeloos dus. Nergens een merknaam te bekennen trouwens.

De eerste indruk is goed: zwart met een zilvergrijze achterkant. Kunststof dat eruit ziet als metaal, weinig knopjes, een paar ingangen waaronder micro usb, hdmi en micro SD.
'Sleek' Ik ken geen Nederlands woord dat beter weergeeft wat ik van het uiterlijk vind.

Maar dan de binnenkant. Wifi werkt binnen twee minuten. Later, als ik bij mijn broer ben, heb ik verbinding binnen een minuut op zijn onbeveiligde netwerk. Hij woont in het midden van nergens, vandaar.

Twee minuten later bekijk ik een YouTube filmpje, tien minuten later is mijn Gmail account geïnstalleerd, een half uur later speel ik mijn eerste gedownloade spelletje.
Ik word er gek van. Deze dingen hebben bewegingssensors, en het kantelen van het scherm laat alle blokjes verschuiven. Mijn man moet me redden, nadat hij eerst over de vloer gerold heeft van het lachen. :)

Het apparaat is geen telefoon. Heb ik ook niet nodig. Maar wat is het dan?

Je kunt er mee mailen, mee surfen, spelletjes mee doen, je agenda mee bijhouden, twitteren, je banksaldo mee bekijken, betalingen mee doen, boeken mee lezen, vanalles dat je kunt bedenken om een apparaat als dit te verantwoorden. Allemaal dingen die je met andere apparaten ook kunt, maar dan langzamer.
Oeps! Dat laatste had ik niet moeten zeggen. Langzamer?

Het is duidelijk dat Android bedoeld is als besturingssysteem voor mobiele telefoons. Het ziet er gelikt uit, maar de functionaliteit is af en toe treurig. Het virtuele toetsenbord werkt moeizaam, en het duurt een eeuwigheid voordat ik ontdek hoe ik de automatische suggesties kan uitzetten. Geen java, niet alle videoformaten worden ondersteund, en de beschikbare programmas in de Android market zijn soms van bedroevende kwaliteit. Mijn Palm Tungsten T|X van 6 jaar oud kan meer dan dit ding. Helaas is die opgebrand.

Maar wat istie mooi! Echt een hebbedingetje. Ik ga er inmiddels mee naar bed en ik sta er mee op. Na het wakker worden snel mijn mail checken in bed voor mijn afspraken, buienradar zodat ik weet wat ik moet aantrekken, en de replies op de thread die ik gisteren startte. Daarna mijn Evernote Todo lijst, en voordat ik zelfs maar uit bed stap, ben ik klaar voor de nieuwe dag.
Dan in de avond nog een half uurtje doorbrengen met een goed boek. Ik lees op dit moment de klassieken, gratis, en je krijgt er een boel cultuur bij.

Het merk? Na veel zoeken vind ik het ergens in de Chinese handleiding. HAIPAD. Mooier kun je het niet verzinnen. Een apparaat met een knipoog, net iets voor mij.

Nu nog een nieuw mobieltje. Merk niet belangrijk, als hij maar rood is.

dinsdag 4 januari 2011

Reading list

Kwisvraag: wat hebben deze titels met elkaar gemeen?
1918 His Family by Ernest Poole (Macmillan)

1919 The Magnificent Ambersons by Booth Tarkington (Doubleday)
1921 The Age of Innocence by Edith Wharton (Appleton)
1922 Alice Adams by Booth Tarkington (Doubleday)
1923 One of Ours by Willa Cather (Knopf)

Behalve dan dat ze op een lijst met 84 titels staan gedateerd tussen 1918 en 2010? En dat ik van plan ben om ze allemaal te gaan lezen?
 
Van de overige 79 titels heb ik er al vier gelezen, waaronder The color purple, en Empire Falls. Zo'n 5 titels komen me verder bekend voor. Maar voor de rest laat ik me verrassen.
 
De uitdaging wordt niet alleen het lezen zelf, maar ook het vinden van de boeken.
Deze vijf staan inmiddels op mijn nieuwe tablet. Makkelijk, ze zijn open domain en te vinden bij het Gutenberg Project. Ik voorzie dat de problemen zullen ontstaan ergens in de 70er jaren. Maar we zullen zien.