maandag 18 april 2011

Een bad vol koud water

Ik stap in bad met de intentie om een half uurtje relaxed te lezen. Twee uur later is het water koud, en het boek uit. Het is lang geleden dat ik een boek gelezen heb dat me zo in zijn greep hield.
Cormac McCarthy won in 2007 de Pulitzer prijs voor literatuur voor zijn boek The road. Dat is ook de reden dat ik het boek lees. Ik heb me voorgenomen alle winnaars te lezen. The road is het 9e boek dat ik in handen neem. En het eerste dat ik met anderen wil delen.

McCarthy beschrijft de tocht van een vader en zijn zoontje door een post apocalyptische wereld. We weten niet hoe ze heten. We weten niet waar ze vandaan komen. We weten niet wat er is gebeurd. We weten alleen dat ze op weg zijn naar het zuiden, omdat het daar warmer is.

De zoon is geboren twee dagen nadat het licht uitging. De moeder snijdt haar polsen door met obsediaan glas. Er zitten nog maar twee kogels in het pistool, niet genoeg voor drie mensen. Dat is alles wat we leren van het verleden. Het bestaat niet meer, we hoeven er niets over te weten.

Er is geen leven meer, geen dieren, insecten, planten. Niets meer, behalve stof. Iedereen die zoals ik ooit geprobeerd heeft zevenblad uit de tuin te verwijderen weet dat de natuur veerkrachtig is, weerbarstig zelfs. Een geheel dode natuur is onvoorstelbaar, beklemmend, angstaanjagend. Het kan niet. Alle rampenfilmen, alle rampenboeken geven hoop op een herstellende natuur. Hier is niets, alleen een zwarte, dode wereld.

Als niets wil groeien, dan kun je je je alleen in leven houden met voorraden van toen. Of met mensen. De trektocht is daarmee meteen een zoektocht en een ontwijktocht. Zoeken in huizen naar overgebleven voorraden. Eén keer ontdekken ze een goedgevulde schuilplaats, maar vaak zijn ze hongerig. Ze ontwijken andere mensen. Niet alleen omdat die slecht kunnen zijn - eten of gegegeten worden - maar ook omdat zijzelf goed willen zijn. Andere mensen ontmoeten betekent de vraag of je deelt wat je hebt, of je anderen laat doodgaan van de honger, of je bereid bent te stelen, te doden om in leven te blijven.

Daarmee zet De Weg je telkens aan het denken over je eigen geweten. Wat zou ik doen? Zou ik teruggaan om te zoeken naar het kleine jongetje? Zou ik de oude man te eten gegeven hebben? Zou ik geschoten hebben?
Morele verontwaardiging is een makkelijke emotie. In onze gedachten zouden we allemaal joden verborgen hebben in de oorlog. Maar zouden we dat echt? 

Het boek heeft geen happy end. Het zuiden blijkt even koud als waar ze vandaan komen. De vader sterft.
Misschien is er één lichtpuntje. De zoon wordt gevonden door een andere goede man. Ze hebben nog even getwijfeld of ze hem achterna zouden gaan. De toekomst blijft onzeker.

Het boek is verfilmd, maar ik zal er niet naar kijken. Mijn eigen beelden zijn sterker dan wat een regisseur kan opnemen. Ik weet niet of ik het ooit nog zal lezen, maar vergeten zal ik het niet snel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten